In de modale of makam muziek wordt de term dromos (Grieks) of seyir (Turks) gebruikt om de muzikale reis aan te duiden. Het is een vorm van improvisatie binnen een specifieke toonschaal, een pad dat de musicus volgt om zich binnen de melodische structuur vrij te bewegen. Dit concept van een geleidelijke ontwikkeling, een reis van tonen en gevoelens, heeft niet alleen muzikale betekenis, maar weerspiegelt ook een diepere, spirituele beweging.
Het Griekse woord dromos betekent letterlijk “weg” of “pad” en werd in de oudheid ook gebruikt voor de lange gang die naar een Myceens graf leidde. Dit fysieke pad had een symbolische betekenis: het was een overgangsruimte tussen het aardse en het onbekende, tussen het tijdelijke en het eeuwige.
Dit idee van de dromos als een reis—zowel muzikaal als spiritueel—resoneert sterk met de poëzie van de Perzische mysticus Djalal ad-Din Roemi (1207-1273). In zijn werk beschrijft hij het leven en de dood als een beweging, een overgang van het ene stadium naar het andere, vergelijkbaar met hoe een melodie zich binnen een makam of dromos ontvouwt. De dood is geen eindpunt, maar een doorgang naar een grotere werkelijkheid, net zoals een muzikale improvisatie zich in vrijheid beweegt binnen de grenzen van een toonschaal.
De dromos als pad van overgang
De dromos in een Myceens graf lijkt een beperking, een nauwe gang zonder ontsnapping, maar leidt uiteindelijk naar een grotere ruimte: de grafkamer. Dit doet denken aan Roemi’s visie op de dood als een poort naar een ruimer bestaan. In zijn Divan-e Kebir (Ghazal F. 911) beschrijft hij de dood niet als een einde, maar als een nieuw begin:
Zie je op mijn sterfdag mijn doodskist voorbij gaan,
denk dan niet dat het mij pijn doet
deze wereld te verlaten.
Huil niet om mij en zeg niet: ‘Wat vreselijk, wat erg!’
Dan loop je regelrecht in de val van de duivel,
en dat is pas erg.
Zie je mijn lijkbaar, zeg dan niet: ‘Scheiding, scheiding.’
Dit is voor mij de tijd van vereniging en ontmoeting.
Net zoals de dromos een weg is naar een verborgen heilige ruimte, zo beschouwt Roemi de dood als een doorgang naar een diepere werkelijkheid.


Van duisternis naar licht
Veel van Roemi’s metaforen draaien om transformatie: de rups wordt een vlinder, de zaden ontkiemen in de aarde, en de zon die ondergaat verschijnt elders weer aan de horizon. De dromos lijkt op een donkere tunnel, maar opent zich naar een ruimte die het aardse overstijgt. Dit sluit aan bij zijn woorden verder in het gedicht:
Kijk, nu je de ondergang hebt gezien,
eens naar de opgang.
Waarom zou het ondergaan van zon en maan verlies zijn?
Zoals de reiziger door de dromos niet stopt bij de donkere doorgang maar verdergaat naar een nieuwe ruimte, zo ziet Roemi de dood als een zonsopgang, niet als een nacht die nooit eindigt.
De kruik en de ziel
In de modale muziek heeft elke dromos zijn eigen karakter en emotie, net zoals een melodie zich binnen een makam of seyir in vrijheid beweegt. De Myceners geloofden in het voortbestaan van de ziel, en hun graven bevatten vaak offergaven en persoonlijke voorwerpen, alsof de overledene een reis voortzette. Dit doet denken aan Roemi’s metafoor van de kruik en de wijn in de Masnavi (Boek V, vers 4081):
Kom in de rivier van de werkelijkheid
en sla de kruik (van de vorm) aan
stukken op de stenen,
zet geur en kleur in lichterlaaie.
De kruik staat symbool voor het lichaam en de wijn voor de ziel. Wanneer de kruik breekt—wanneer het lichaam sterft—wordt de ziel bevrijd en herenigd met het grotere geheel. Net zoals de dromos niet het ware eindpunt is, maar slechts een doorgang, zo is ook de dood geen vernietiging, maar een bevrijding.
Conclusie
De dromos, of het nu een muzikaal pad, een fysieke doorgang of een spirituele reis is, draait altijd om beweging en transitie. Zowel in de muziek als in het leven zelf is er een voortdurende stroom, een opbouw en een opening naar iets nieuws. Wat op het eerste gezicht een einde lijkt, is in werkelijkheid een doorgang.
Of het nu de overgang is van een gang naar een grafkamer, van een makam naar een nieuw melodisch thema, of van het aardse naar het eeuwige, de essentie blijft hetzelfde. De dood is geen ondergang, maar een nieuwe geboorte in een werkelijkheid die verder reikt dan onze beperkte blik. Zoals Roemi zegt in zijn Diwan e Kebir ghazal F. 636:
Sterf, sterf en wees niet
bang voor deze dood,
want je stijgt van deze aarde op
naar de hemelen.’