In de diepten van het alledaagse schuilt soms poëzie, zelfs in de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Neem bijvoorbeeld dit gedicht van de mystieke dichter Roemi, waarin hij een ogenschijnlijk alledaags en onaangenaam fenomeen – koeienstront – transformeert in iets prachtigs en spiritueel betekenisvol. Laten we duiken in de betekenis en symboliek die verborgen liggen in deze ogenschijnlijk eenvoudige verzen.
Eerst was die koeienstront stinkende troep.
Door de betovering van de zon is het nu een goudberg.
Roemi begint met de rauwe realiteit: koeienstront, een symbool van het onaantrekkelijke en onaangename in het leven. Maar dan komt de betovering van de zon, een kracht die de potentie heeft om zelfs het meest alledaagse te verheffen. Door zijn stralen verandert de stront in een goudberg, een metafoor voor transformatie en verheffing.



Hier zien we een prachtig beeld van transformatie en groei. De zon, die het innerlijke van de aarde verwarmt, symboliseert de kracht van spirituele groei en verlichting. De eens vieze mest wordt droog en verteerd, en uiteindelijk opgenomen door de aarde zelf. Dit proces van transformatie herinnert ons eraan dat zelfs de donkerste en meest onaangename ervaringen kunnen bijdragen aan onze groei en ontwikkeling.
De zon verwarmt het binnenste van de aarde.
De mest werd droog en verteerde.
Maar wat is de diepere boodschap van Roemi? Hij vergelijkt deze natuurlijke transformatie met Gods werk in onze zielen. Net zoals de zon de mest transformeert tot geurende kruiden, zo schrapt God het slechte dat wij doen, om iets moois en vruchtbaars te laten groeien in onze harten en geesten. Het is een geruststellende gedachte dat zelfs onze fouten en tekortkomingen kunnen bijdragen aan onze spirituele groei, als we ze maar overgeven aan de kracht van het goddelijke.
Het werd opgenomen in de aarde en er ontsproten heerlijk geurende kruiden.
Op dezelfde manier schrapt God het slechte wat wij doen.
Hij doet dit met de mest om er kruiden, narcissen en egelantieren van te maken.
(Roemi, Masnawi VI, 2696-2669)
Het gedicht eindigt met een beeld van weelderige bloemen die opbloeien uit de eens smerige mest. Dit is een krachtig symbool van hoop en wedergeboorte. Zelfs in de donkerste tijden van ons leven is er altijd de mogelijkheid van transformatie en vernieuwing, als we maar openstaan voor de genezende kracht van liefde en genade.
In deze ogenschijnlijk eenvoudige verzen zien we de diepte en de wijsheid van Roemi’s spirituele inzicht. Hij herinnert ons eraan dat zelfs de meest alledaagse en onaangename aspecten van het leven kunnen bijdragen aan onze spirituele groei en transformatie, als we maar de moed hebben om ze te omarmen en over te geven aan de goddelijke wijsheid en genade.
Wat een verhaal! Grappig, diep, en vol van mystieke betekenis!!