In 2021 verscheen inmiddels de 4de druk van de kwatrijnen bundel Roemi: Liefde is de weg! In een recensie schrijft een lezer: ‘Dit boek is zowel geschikt voor eigen bezinning als voor een bespreking in een groep.’ Ik vind het nog steeds een hele mooie bundel mede door de prachtige illustraties van Fraidoon Waraste en de herinnering aan de goede samenwerking en leerzame periode met Fraidoon en Aleid Swierenga. Toen de eerste druk verscheen in 2002, was ik actief in een online community voor het bespreken van Roemi’s gedichten en verdere reflectie. Je kunt zo’n bespreking vergelijken met de call and response (vraag en antwoord) techniek in de muziek. Nu, ruim 20 jaar later, vond ik de volgende bespreking terug op mijn computer en leek het mij wel de moeite waard om die hier te plaatsen.
Het liefdesvuur maakt de wereld warm.
De toegedane leeuw maakt wreedheid zacht.
De zon staat voor die maan beschaamd.
Schande dat het de mens aan die schaamte ontbreekt.
Bespreking Kwatrijn 8:
Vraag. Het eerste woord dat in mij opkwam was nederigheid. Nederigheid waaraan het de mens ontbreekt. De leeuw, toegedaan door het liefdesvuur, wordt zacht van karakter. De zon, het middelpunt van ons planetenstelsel staat beschaamd voor de maan (het aangezicht van de Geliefde). De mens in zijn hoogmoed daarentegen ontbreekt het aan iedere schaamte, ontbreekt het aan nederigheid en dankbaarheid.
Waar staat de leeuw eigenlijk voor? En wordt met de zon ook letterlijk de zon bedoeld of iets anders, net zoals de symbolische betekenis van het woord maan?
Antwoord. Dank je wel voor je mooie en moedige poging. Soms heb ik het gevoel dat mensen uit Roemi’s tijd heel goed konden kijken. Als we Roemi’s woorden en metaforen met aandacht lezen worden we meegenomen uit de wereld van de vorm naar de wereld van betekenis. Wij zijn het niet meer zo gewend om op deze manier naar de werkelijkheid te kijken. Als we in verbinding staan met de wereld van betekenis, kunnen we eigenlijk geen domme dingen zeggen, want het gaat tenslotte om een perspectief en een diep innerlijk beleven. Roemi zegt: ‘Wij zijn allen leeuwen, maar dan wel leeuwen geborduurd op banieren, die enkel aanvallen als de wind hen beroert [M. I, 603].’ De soefi heiligen wijzen ons op de eenheid van God, maar het bestaan kent vele tegenstellingen zoals warm en koud; dag en nacht; vreugde en verdriet; tirannie en vriendschap; hoop en angst; lichaam en geest, waardoor we het leven beter leren kennen en begrijpen. In het soefisme noemen we deze twee categorieën djamal en djalal, vriendelijkheid en strengheid. Roemi zegt: ‘Al die dingen spreken elkaar tegen. Ze zijn net zo één als vergif en suiker en hoe kun je, tot je het vergif en de suiker overstijgt, zelfs maar de geur van eenheid en vereniging opvangen? [M. I, 497].’ God onderwijst ons dus aan de hand van tegenstellingen. De maan en de zon staan dus als tegengesteld paar voor het ontvankelijke en het actieve aspect, yin en yang. Deze veranderlijkheid waar we mee te maken hebben is vaak niet alleen een bron van vreugde, maar ook van pijn, want we willen op de een of andere manier vasthouden aan het oude vertrouwde. Maar vreugde en pijn kunnen niet zonder elkaar, want zonder pijn weten we niet wat vreugde is.
Als we voelen dat we ons moeten verdedigen tegen de werkelijkheid kleurt dit natuurlijk onze ervaringen. Maar als we trouw zijn aan ons diepste wezen, als ons innerlijk één kleur heeft aangenomen, als we dicht bij God zijn, naar Hem luisteren en Zijn kleur aannemen dan neemt de hele wereld één kleur aan.
Dan blijven er nog een aantal vragen open:
Waarom schaamt de zon zich?
Zou het kunnen zijn dat de zon beschaamd stond omdat hij zich niet bewust was van de goddelijke schoonheid (van het tegendeel, de maan), datgene waardoor we Gods liefde tot het middelpunt van ons leven kunnen maken? Schaamte heeft in de Westerse cultuur een negatieve bijklank gekregen. Maar wat is schaamte eigenlijk? Je ziet soms al bij hele jonge kinderen dat ze zich schamen als ouders in het bijzijn van anderen over hen beginnen te praten (het begin van individualiteit?, het besef van een ‘eigen’ identiteit?). Volgens de moderne psychologie is schaamte een gevoel van onbehagen ten opzichte van een ander. Over wat voor soort schaamte hebben we het dan?
Vraag. Dus als ik het goed begrijp schaamt de zon zich, omdat hij zich niet bewust was van de goddelijke schoonheid van zijn tegendeel. De mens ontbreekt het aan het inzicht dat deze tegenstellingen nodig zijn om het leven beter te leren kennen en te begrijpen. De mens komt juist in verzet hier tegen (tegen negatieve ervaringen), zoals u in de bijbehorende uitleg in “Liefde is de Weg” zegt. Zou de mens dit inzicht ververven, dan zou zij zich schamen voor haar eerdere
gedrag. Begrijp ik het goed??
In hoeverre spelen de actieve eigenschappen van de zon en de ontvankelijke eigenschappen van de maan een rol in dit verhaal. Zouden wij ons meer actief op moeten stellen zoals de zon om tot inzicht te komen of moeten we eerder de kwaliteiten van de maan zien te realiseren in onszelf (ontvankelijk zijn voor het goddelijke) Of beiden? Misschien doet deze vraag er helemaal niet toe in het kader van de bespreking van kwatrijn 8 …….
Antwoord. Het lijkt mij dat jouw vraag juist naar de ontknoping leidt. Je zou kunnen zeggen dat de zon (Gods verhevenheid) zich buigt voor de maan (Gods nabijheid) omdat hij erkent dat de maan het licht van de zon weerspiegelt en dat hij eigenlijk buigt voor zichzelf. Het actieve (scheppende) en het ontvankelijke aspect zijn dus eigenlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. God schiep de wereld om Zijn ontvankelijke en scheppende eigenschappen aan ons kenbaar te maken. Vandaar de hadith qoedsi: “Ik was een verborgen schat en dus schiep Ik de hemelen (de schepping, alle werelden) opdat ik gekend kan worden. De profeten en heiligen kunnen deze eigenschappen het meest duidelijk weerspiegelen.
Laat mijn hart Uw licht weerspiegelen
zoals de maan de zon weerspiegelt.
Sufi Inayat Khan (Natuur Meditaties)
Betekent het gebruik van deze beelden nu dat soefi’s de zon en de maan als God vereren? Het aanbidden van de schoonheid van God wordt in het soefisme djamâl parasti genoemd. Ze berusten op de uitspraak uit de Koran, Soera al-Baqarah (De koe), 2:115: Waarheen je je ook keert, daar is het gelaat van God. Roemi heeft dit thema prachtig toegelicht met de volgende woorden: ‘Abraham, Gods vriend, zei van de zon, maan en sterren: “Ik houd niet van wat ondergaat” [K 6: 76]. Wat heeft de Heer van alle werelden hier dan mee bedoeld? Toen hij zei: “Bij de nacht als het stil en donker wordt” [K. 93:2] verwees Hij naar Mohammeds verduistering, zijn roestbruin, uit aarde gewrochte lichaam. Zijn zon zei toen hij aan de hemel opsteeg tegen de nacht van zijn lichaam: “Kijk, Hij heeft je niet verlaten” [K. 93:3]. Eenheid verrees vanuit de diepte van de kwelling. Die zoetheid kwam tot uiting in de woorden: “Hij is niet boos op je”‘ [K. 93: 3] [M. II, 299-301].
Dan blijft er nog een laatste vraag over:
Hoe komt het dat het de mens aan deze schaamte ontbreekt?