Een van de meest aansprekende en inspirerende onderwerpen in de teksten van Inayat Khan is The Music of Life. Daarom hebben we onze culturele evenementen Music of Life genoemd, een project dat Saki en ik in 2014 zijn gestart om mensen met een uiteenlopende achtergrond samen te brengen door middel van poëzie, verhalen en muziek. In dit artikel wil ik een tekst van Hazrat Inayat Khan over muziek en mystiek verkennen, waarin hij kunstig uitweidt over ideeën die ook tot uiting komen in Roemi’s Masnawi. In beide geschriften wordt muziek gebruikt als metafoor voor de diepte van het leven.
Roemi zegt:
Wij zijn als een harp
en u tokkelt op de snaren.
Als de melodie een weeklacht is,
komt dat niet door ons, maar door u.
Wij zijn als een fluit,
de muziek in ons binnenste
is van u afkomstig.
Wij zijn als de berg,
de echo in ons binnenste
is afkomstig van u.
[Roemi, M. I, 599]
Deze regels zijn afkomstig uit een verhaal over de Joodse koning en de christenen. Het is een verhandeling over onze menselijke interacties die, met al hun sluwheid en manipulatie, ook een hoger doel dienen. Met andere woorden: Zelfs binnen de “vrije wil” maken onze acties deel uit van een kosmisch verhaal dat zich ontvouwt.
Hazrat Inayat Khan begint met: “De muziek van het leven toont haar melodie en harmonie in onze dagelijkse ervaringen. Elk gesproken woord is ofwel een zuivere of valse noot, binnen de toonschaal van ons ideaal. De toon van de ene persoonlijkheid is hard als een hoorn, terwijl de toon van een ander zacht is als de hoge tonen van een fluit. De geleidelijke vooruitgang van de hele schepping van een lagere naar een hogere evolutie, de verandering van het ene aspect naar het andere, wordt getoond zoals in muziek waar een melodie wordt getransponeerd van de ene toonsoort naar de andere. De vriendschap en vijandschap tussen mensen, hun voorkeuren en afkeuren, zijn als akkoorden en dissonanten. De harmonie van de menselijke natuur en de menselijke neiging tot aantrekking en afstoting zijn als het effect van consonante en dissonante intervallen in muziek.”
De muziek van David
had haar uitwerking
op rots en berg,
maar de oren van degenen
met een hart van steen
hoorden het niet.
[Roemi M. III, 2833]
Deze regels zijn onderdeel van een verhaal over de betekenis van de profeten; het destructieve effect van mensen die de waarheid ontkennen; en het misbruik van gelijkenissen. In boek twee, in een verhaal over de jaloerse dienaren van een koning, kunnen we een vergelijkbare versregel vinden: ‘De melodieën van David, die de gelovigen zó dierbaar waren, waren voor de ongelovigen niet meer dan het geklik-klak van hout.’ [Roemi M. II:1074] Een verwijzing naar de Koran (Yusuf), 12:1-2: ‘Dit zijn boodschappen van een openbaring die op zichzelf duidelijk is en de waarheid duidelijk laat zien. Zie, Wij hebben het van bovenaf geschonken als een gesprek voor mensen die luisteren en begrijpen.’ Dit betekent dat muziek in de filosofie van de soefi’s openbarende kwaliteiten heeft voor degenen die willen luisteren.
Hazrat Inayat Khan vervolgt: “In tederheid van het hart verandert de toon in een halve toon; en met het breken van het hart breekt de toon in microtonen. Hoe tederder het hart, hoe voller de toon; hoe meer zich het hart verhard, hoe meer doods het klinkt.”
Vindt de harpspeler
die alle vierentwintig toonschalen beheerst
geen luisterend oor,
dan wordt zijn harp hem tot een last.
[Roemi, M. VI, 1657]
Deze regels volgen op een kopje dat als volgt gaat: “De Profeet zei: Waarlijk, God leert wijsheid door de tongen van de predikers volgens de mate van de aspiraties van degenen die naar hen luisteren.” Met andere woorden: Als niemand in het publiek luistert, is er geen inspiratie en er komt niets in hen op. Als het tegenovergestelde gebeurt, opent zich met elke noot, toonladder of woord een hele wereld uit het ongeziene. Deze ervaringen van wervelende en pulserende verheffing blijven ons ons hele leven bij en daaraan voorbij.
Hazrat Inayat Khan voegt hieraan toe: “Elke noot, elke toon en elke melodie eindigt op het afgesproken moment, en aan het einde van de ervaring van de ziel komt hier het slot. Maar de indruk blijft, als een concert in een droom, voor het stralend uitzicht van het bewustzijn.”
Te midden van die wolk van duisternis
laat de eenzame berg
de muziek van de harp klinken
en de hoge en lage tonen.
[Roemi, M VI, 2285]
Deze regels uit Rumi’s Masnawi komen uit het verhaal over de Fakir en de begraven schat. Het gaat over een derwisj die, na een vermoeiende zoektocht naar een verborgen schat, plotseling beseft dat God onze beschermer is en dat we door alles in het leven worden geleid. Een verwijzing naar de goddelijke uitspraak: “Ik was een Verborgen Schat en wilde gekend worden.” Een inspirerende stem spreekt tot hem: “Er werd gezegd om een pijl in de boog te plaatsen, maar was er iets gezegd over het spannen van de boog? De stem vertelde je niet de boog heel hard te spannen, het zei om de pijl in de boog te plaatsen, niet om hem met al je kracht af te schieten. Uit ijdelheid pakte je de boog op en wilde je je boogschietvaardigheden laten zien. Stop met deze vertoning, houd de pijl in de boog en probeer niet met kracht en geweld zo ver mogelijk te schieten. Als de pijl op de grond valt, ga dan naar de plek waar hij is afgebroken en zoek. Geef domme kracht op en zoek het goud met nederigheid en smeekbede.” Met andere woorden, probeer niet te hard, de schat die je zoekt, ligt recht onder je voeten!
Hazrat Inayat Khan gaat verder: “Met de muziek van het absolute gaat de bas, de ondertoon, voortdurend door, maar aan de oppervlakte en onder de verschillende toonsoorten van alle instrumenten van de muziek van de natuur is de ondertoon verborgen en onderdrukt. Elk wezen met leven komt naar de oppervlakte en keert weer terug waar het vandaan kwam, zoals elke noot zijn terugkeer heeft naar de oceaan van geluid. De ondertoon van deze bestaansvorm is het luidste en het zachtste, het hoogste en het laagste. Het overweldigt alle instrumenten van zacht of luid, hoog of laag, totdat alles er geleidelijk in oplost. Deze ondertoon is er altijd, en zal altijd zijn. Het mysterie van geluid is mystiek; de harmonie van het leven is religie. De kennis van trilling is metafysica, en de analyse van atomen wetenschap; hun harmonieuze groepering is kunst. Het ritme van vorm is poëzie, en het ritme van geluid is muziek. Dit toont aan dat muziek de kunst der kunsten is, en de wetenschap der wetenschappen, en het bevat de bron van alle kennis in zich.”
Van binnenuit slaan muzikanten op de raamtrommel (daf),
hun extase doet schuim opwaaien van de zee.
Je ziet het niet, maar voor hun oren
is het of de bladeren aan de takken
ook in hun handen klappen.
[Roemi, M. III, 99]
Deze regels zijn afkomstig uit het verhaal van Roemi over de mannen die een jonge olifant aten. De hongerige derwisjen luisterden niet naar het advies van hun mystieke leraar – die inzicht had in de natuurwet van oorzaak en gevolg – om het vlees van een jonge olifant niet te eten. De moederolifant kon bij haar terugkeer de mannen die haar olifantenjong hadden gegeten opsporen en doodde hen allemaal, behalve de leraar die de derwisjen waarschuwde voor dit soort hebzucht. Deze verzen beelden het kosmisch bewustzijn van de mysticus uit die één is met de universele geest, geobjectiveerd in de wereld van de natuur, zodat hij deelneemt aan het leven van alle dingen. Voor hem zijn zeeën en bossen een gezongen uiting van de goddelijke harmonieën – echo’s en reflecties van de muziek in zijn hart.
Hazrat Inayat Khan zegt in zijn lezing: “Muziek wordt een goddelijke of hemelse kunst genoemd, niet alleen omdat het op zichzelf een universele religie is, maar vanwege de fijnheid ervan in vergelijking met alle andere kunsten en wetenschappen. Elke heilige tekst, heilig beeld of gesproken woord produceert de indruk van zijn identiteit op de spiegel van de ziel, maar muziek staat voor de ziel zonder enige indruk van deze objectieve wereld in naam of vorm, en bereidt zo de ziel voor om het oneindige te realiseren.”
De Profeet zei dat de ware gelovige is als een luit
die alleen muziek voortbrengt wanneer zij leeg is.
Zodra zij zich vult, legt de minstreel haar weg –
word niet vol, want de aanraking van Zijn hand is zoet.
Word leeg en verkeer blijmoedig tussen Zijn twee vingers,
waar ‘ergens’ dronken wordt
van de wijn van ‘nergens’.
[Roemi, M. VI, 4213-15]
Dit zijn twee versregels uit een verhaal over een schatzoeker uit Bagdad. Nadat hij zijn geërfde geld en landgoederen had verkwist en berooid en ellendig was achtergebleven, droomde hij dat zijn hoop om fortuin te vinden vervuld zou worden in Caïro, maar eenmaal in Caïro ontmoette hij iemand die zei dat hij had gedroomd dat er een schat was in het huis van de eerste man in Bagdad. Roemi voegt een regel toe die gericht is aan de lezer: “O jij daar, je kent de waarde van jouw ziel niet omdat God in Zijn overvloed deze je voor niets heeft gegeven.” Nadat hij zich realiseert dat hij met lege handen is achtergebleven, eenzaam als een uil in de woestijn, roept hij uit: “O Heer, U gaf mij proviand: de proviand is op: geef me wat proviand of zend de dood.” Toen hij leeg werd, begon hij God aan te roepen. Hij begon met de melodie van “O Heer!” en “O Heer, bescherm me!”
Hazrat Inayat Khan gaat verder: “De soefi noemt muziek ghiza-i-ruh (غزای روح), het voedsel van de ziel, en gebruikt het als een bron van spirituele volmaaktheid; want muziek wakkert het vuur van het hart aan, en de vlam die daaruit voortkomt, verlicht de ziel. De soefi haalt veel meer voordeel uit muziek in zijn meditaties dan uit al het andere. Zijn devotie en meditatieve houding maken hem ontvankelijk voor muziek, wat hem helpt in zijn spirituele ontplooiing. Het bewustzijn bevrijdt zich met behulp van muziek eerst van het lichaam en vervolgens van de geest. Eenmaal volbracht, is er slechts nog één stap nodig om spirituele volmaaktheid te bereiken.
Soefi’s uit alle windstreken hebben in alle tijden veel interesse getoond in muziek. Roemi nam vooral deze kunst aan vanwege zijn grote toewijding. Hij luisterde naar de verzen van mystici over liefde en waarheid, gezongen door de qawwals, de muzikanten, begeleid door de fluit.
De soefi visualiseert het object van zijn toewijding in zijn geest, dat wordt weerspiegeld op de spiegel van zijn ziel. Het hart, de zetel van het gevoel, dat iedereen bezit, hoewel het niet bij iedereen een levend hart is. De soefi maakt dit hart levend door zijn intense gevoelens te uiten in tranen en zuchten. Door dit te doen, vallen uit de wolken van djelal, de kracht die zich verzamelt met zijn psychische ontwikkeling, tranen als druppels regen, terwijl de hemel van zijn hart helder is, waardoor de ziel kan stralen. Deze toestand wordt door de soefi beschouwd als de heilige extase. De massa’s met hun orthodoxe kijk hebben de soefi’s vaak verstoten en zich tegen hen verzet vanwege hun vrijheid van denken. Het onderricht van de Profeet dat het misbruik van muziek verbiedt, wordt door hen verkeerd geïnterpreteerd. Hiermee wordt niet de muziek bedoeld in de oorspronkelijke zin van het woord. Om deze reden werd een muzikale taal in het leven geroepen door de soefi’s, zodat alleen de ingewijden de betekenis van de liederen konden begrijpen. Velen in het Oosten horen en genieten van deze liederen zonder echt te begrijpen wat ze werkelijk betekenen.”
Semâ is het voedsel van de minnaars van God,
want het heeft de smaak van gemoedsrust.
Door het horen van bepaalde geluiden
nemen beelden in kracht toe
tot ze in de verbeelding vorm aannemen. H
et vuur van de liefde
wordt door melodieën aangewakkerd.
[Roemi, M IV, 742]
De verzen hierboven maken deel uit van een verhaal van Roemi over Ibrahim Adham: een prins die zijn koninkrijk verliet, al zijn bezittingen weggaf en verdween. Na het horen van het geluid van de rebeck op het dak van zijn paleis, beseft hij dat op de troon zitten niet de juiste manier is voor hem om God te zoeken.
De Mevlevi sama’, ongetwijfeld voortgekomen vanuit een opwelling van extase, is uitgelegd als een representatie van de planeten die door liefde en verlangen worden opgewekt om rond de zon te cirkelen, een onbeweeglijke Beweger.
Hazrat Inayat Khan eindigt dit gedeelte met: “Sinds de tijd van Roemi is muziek een onderdeel geworden van de devoties in de Mevlevi-orde van de soefi’s. Een tak van deze orde kwam in oude tijden naar India en stond bekend als de Chishtia-school van soefi’s. Het werd tot grote glorie gebracht door Khwaja Moin-ud-Din Chishti, een van de grootste mystici ooit bekend aan de wereld. Het zou geen overdrijving zijn om te zeggen dat hij eigenlijk leefde op muziek. Zelfs nu, hoewel zijn lichaam al vele eeuwen in het graf in Ajmer ligt, is er altijd muziek bij zijn heiligdom, uitgevoerd door de beste zangers en musici in het land. Dit toont de glorie van een arme wijze in vergelijking met de armoede van een glorieuze koning: de een had tijdens zijn leven alles, wat ophield bij zijn dood, terwijl bij de wijze de glorie steeds groter wordt. Tegenwoordig is muziek gebruikelijk in de school van de Chishti’s, die meditatieve muzikale bijeenkomsten houden die sama of qawwali worden genoemd. Tijdens deze bijeenkomsten mediteren ze over het ideaal van hun toewijding, in overeenstemming met hun evolutie graad, en ze laten het vuur van hun toewijding toenemen terwijl ze naar de muziek luisteren.”
Bronnen:
Reynold A. Nicholson, The Mathnawi of Jalalu’din Rumi, Volume 1-8, Cambridge, 1933.
Hazrat Inayat Khan, The Sufi Message of Hazrat Inayat Khan, Volume 2, The Mysticism of Sound (p. 57-60), Richmond (USA), 2017.
Safavi and Weightman, Rumi’s Mystical Design, (Reading the Mathnawi, Book one) Albany, 2009.
Kenan Rifai, Listen (Commentary on the spiritual couplets of Mevlana Rumi), Louisville (USA), 2010.