We leven in een tijd waarin ons veel angsten worden aangepraat. Rampenfilms, verontrustende nieuwsberichten op de televisie, de krant of het internet, volksmenners en onheilsprofeten die ons dwingend vertellen hoe het zit. Vechten, vluchten of bevriezen. We bewegen ons voortdurend tussen hoop en vrees. Kunnen we boven het denken en hart uitrijzen? Roemi verwijst in zijn Masnawi en in zijn Diwan vaak naar Rostām-e Dastān, een dappere held uit de Perzische pre-islamitische mythologie. Zijn verhaal staat in de Sjahname, het boek van de vorsten, geschreven door Firdausi.
uit angst voor hun leven het hazenpad,
terwijl de dapperen, ook uit angst voor hun leven,
de vijandelijke linies bestormen.
Helden worden door hun angst en pijn gedragen,
terwijl wie zwak van geest is het van angst besterft.
M. IV, 2917-2919
In het Voorwoord van de nieuwe Engelse vertaling van de Sjahname vertaald door Dick Davis zegt schrijfster en docent Engelse literatuur Azar Nafisi heel treffend: ‘Dit land, ons land is ontelbare keren aan- en binnengevallen. Telkens als de Perzen hun geschiedenis, cultuur en/of taal waren kwijtgeraakt, vonden ze die weer terug bij hun dichters, de poortwachters van hun ware thuis.’
De dichter en mysticus Roemi voert de held Rostam op om te laten zien dat moeite doen een essentieeel onderdeel is op het pad van de liefde. Het maakt de energie vrij voor het werk waar we voor staan.
Hoe vaak had ik door de geliefde geen verdriet voordat dit werk bezonk
en opluchting schonk door het water van het oog
en het bloed van de lever.
Hoe kun je het verschil kennen tussen een mietje en Rostam, de zwaardvechter, als er geen zwaarden, speren, pijlen en oorlogswonden zijn?
Dat zwaard is voor Rostam zoeter dan suiker,
een pijlenregen is voor hem zoeter dan strooien met geld. De twee ogen van de dode kijken naar de levende en zeggen: ‘Kom op onwetende, krab je niet achter je oor.’ Wees stil, wees stil, in de liefde keert alles om. De betekenis verbergt zich als je teveel zegt.
D. 1138: 1;7-8;11-12
Mijn hart heeft schoon genoeg van deze metgezellen met hun zwakke geest.
Ik verlang naar de leeuw van God en Rostam van Dastan.
D. 441:10
Onze persoonlijke levensgeschiedenis maar ook de geschiedenis van de cultuur waartoe je behoort roept een bepaalde persoonlijkheid in het leven, een ego met zijn eigen opwellingen en bevliegingen. Dit ego zorgt ervoor dat we ons afgescheiden voelen van de bron van leven en zijn, als we het ego tot leidraad nemen en de stem van het hogere zelf afwijzen.
In de liefde moet je levend zijn, aan dood zijn heb je niets.
Weet je wie levend is? Degene die uit liefde is geboren.
De hartstocht van brullende leeuwen, het vlijmscherpe zwaard,
De mannelijkheid van alle mannen stellen in de liefde niets voor.
Op deze weg liggen struikrovers op de loer en dit soort medereizigers is als de vrouwen
die daar maar zitten met hun met henna beschilderde voeten
en dus niet geschikt zijn voor deze weg.
De strijdtrommel weerklinkt, het leger van liefde is in aantocht.
Waar is Rostam die aan het hoofd staat en zijn mouwen moet opstropen?
De donder rolt door zijn hart, de ziel gaat schuil achter de wolk van het lichaam,
De bliksem flitst slechts een moment door het lichaam maar is niet blijvend.
Het zwaard van de dood kan zo’n hoofd niet afslaan –
Het is immers een verheven hoofd, dat reikt tot aan de hemeltroon.
Een hart als dit wordt niet door Weltschmerz terneergedrukt.
Het verdriet van de wereld vermeerdert zijn vreugde.
Laat je door zijn zure gezicht niet misleiden – hij is als lentewolken.
Ook al heeft hij een zuur gezicht, door hem wordt de wereld zoet.
Zijn leeuw verlangt niet naar de gazelle, zijn gazelle is de tegenwoordigheid van God.
De ontkenner in dit weiland kauwt op vele distels en kraamt de grootste onzin uit.
Zoek ons in de liefde en zoek de liefde in ons.
Soms prijs ik Hem in mij en soms zingt Hij mijn lof.
Als een zeeschelp opent Hij zijn mond
en slurpt de zee van ik en mij op als één enkele druppel.
D. 843:1-11