Schoonheid komt vaak voort uit een innerlijke noodzaak. Een eenvoudig voorbeeld is dat je er zo nu en dan pijnlijk mee geconfronteerd wordt dat je hier niet eeuwig op aarde bent. Omdat je niet weet wanneer en hoe je einde zal zijn, en wat het betekent om niet te bestaan, brengt de gedachte alleen al een ongemakkelijk gevoel met zich mee. Toch zijn de levens- en doodsdrift de belangrijkste drijfveren van ons (onbewuste) handelen. Het niet-bestaan doet je stilstaan bij de integriteit van het leven en brengt je opnieuw in beweging. Het bestaan (hasti) en niet-bestaan (nisti) zijn terugkerende thema’s van de beroemde Perzische mysticus en dichter Djelal-oed-Din Roemi, die in zijn leerdicht, de Masnawi, steeds verder worden uitgewerkt. Na de dood van Roemi werd deze paradox door de zoon van Roemi verwerkt tot de choreografie van de ceremonie van de wervelende derwisjen. Het wervelen wordt beoefend om schoonheid tot leven te wekken vanuit de wijsheid die Roemi op elke bladzij van zijn geschriften heeft nagelaten, namelijk dat het leven wordt ondersteund en gevoed door een niet aflatende, niet zichtbare liefde. Alles wordt in beweging gezet door liefde Het is een meditatie en belichaming van de kosmologie van het soefisme. De draaiende beweging maakt dat de geest, het denken, het lichaam en de ziel samensmelten. Het leven wordt voorgesteld als een reis vanuit de goddelijke natuur — het niet-bestaan — langs de boog van afdaling naar de menselijke natuur — het bestaan. Daarna volgt het pad van terugkeer vanuit de menselijke natuur — het vergankelijke — via de boog van opklimming naar het niet-bestaan — het eeuwige. Zie jezelf daar nu eens staan trillen, M. I, 3684-3687 In de bovenstaande afbeelding zie je hoe deze kosmologie is vormgegeven in de architectuur van het Mevlevi huis (mevlevi Chane) in Galata, Istanboel. De kamer voor het wervelen (sema chane, nummer 2 in de afbeelding) is achthoekig. De octagon staat traditioneel voor perfectie, ritme, regeneratie, herleving en transformatie. Vanuit de gebedsnis, schematisch weergegeven boven in de tekening, loopt een denkbeeldige scheidslijn door het midden van ruimte 2 naar ruimte 1 (motrib chane) waar de muzikanten (motriban) zitten. Deze denkbeeldige lijn verbindt het niet-bestaan (de goddelijke natuur) met het bestaan (de menselijke natuur). Tijdens de ceremonie wordt voor de gebedsnis een rood geverfd schapenvel (post) neergelegd. Dit is de plek voor de leraar, de sjeich, een spirituele halteplaats (maqam). Hoe de sjeich de verborgen betekenis van de boom uitlegde aan de zoeker die vastzat aan de uiterlijke vorm Toen de vertrouweling van de vorst wanhopig bij een pleisterplaats (maqam) kwam, vond hij daar een wijze sjeich, een edele ‘Spil’ (Qotob). Masnawi II, 3641-3680 Zie jezelf daar nu eens staan trillen,
bang dat je niet meer zult bestaan.
Liefde zonder begin of einde
De wind danst door toedoen van de sferen
De bomen dansen door de wind
bang dat je niet meer zult bestaan.
Weet dat het niet-bestaan ook bang is
om door God tot bestaan gebracht te worden.
Grijp je naar wereldse waardigheid,
dan is dit ook uit angst.
Alles behalve liefde tot de schoonste,
is in wezen zielsangst.
Het is foltering dat je je in de richting van de dood beweegt
en niet van het levenswater drinkt.
‘Al ben ik nog zo wanhopig, ik ga naar hem toe’, zei hij bij zichzelf. ‘Vanaf die drempel ga ik verder. Moge zijn zegen me vergezellen, want ik heb de hoop om mijn hartenwens te bereiken opgegeven.’
Met zijn ogen vol tranen naderde hij de sjeich. Zijn tranen vloeiden als regen uit een wolk.
‘Sjeich’, zo riep hij, ‘dit is het moment voor mededogen en medelijden. Ik ben wanhopig. Ik heb behoefte aan liefdevolle vriendelijkheid.’
‘Vertel me waarom u zo wanhopig bent’, zei de sjeich. ‘Waar bent u naar op zoek? Wat zoekt u?’
‘De vorst heeft mij uitgekozen om een boom met vele takken te zoeken’, zei de afgezant. ‘Er is namelijk een boom die in de hele wereld uniek is en waarvan de vruchten de essentie, het levenswater, bevatten. Ik heb er jaren naar gezocht, maar heb er geen spoor van kunnen vinden. Ik ben alleen maar geplaagd en belachelijk gemaakt door allerlei grapjassen.’
‘Simpele ziel’, zei de sjeich lachend. ‘Dat is de boom van kennis van de wijze, heel hoog, heel groot en met een grote kruin die zich naar alle kanten uitbreidt, het levenswater van de alomvattende oceaan. U hebt enkel achter de vorm aangejaagd en bent het spoor bijster geraakt. U kunt hem niet vinden, want u hebt de werkelijkheid de rug toegekeerd. Hij wordt soms “boom”, soms “zon”, soms “zee” en soms “wolk” genoemd. Hij is het ene waaruit de veelheid ontstaat met als minste gevolg het eeuwige leven. Hij mag dan in wezen enkelvoudig zijn, hij heeft duizenden gevolgen. Op dat ene zijn ontelbare namen van toepassing. Iemand kan voor jou een vader zijn, maar is voor een ander een zoon, voor een derde toorn en een vijand en voor een vierde genegenheid en een vriend. Hij heeft honderdduizend namen en is toch slechts één mens. Zelfs wie al zijn kwaliteiten bezit, kan hem onmogelijk beschrijven. Wie alleen de naam zoekt vervalt, al is hem nog zo’n grote opdracht toevertrouwd, tot wanhoop en begeeft zich op dwaalwegen, zoals dat ook u is overkomen. Waarom plakt u er de naam “boom” op, waardoor er een bittere smaak in uw mond achterblijft, waar u heel ongelukkig van wordt? Stijg uit boven de namen en richt je op de eigenschappen, opdat die u, met een beetje geluk, naar de essentie brengen.’
Dat de mensen het oneens zijn komt door de namen. Als ze naar de werkelijkheid doorbreken, komt er vrede.
Liefde maakt wat bitter is zoet…
De derwisjen staan stil op deze plek, bij de scheidslijn van het bestaan en het niet-bestaan, in een processie, als ze tegenover elkaar staan en voor elkaar buigen. Voordat de derwisjen beginnen aan hun rondedans vragen ze de toestemming en zegen van de sjeich. Dit moment wordt beschreven in het verhaal over de boom uit India of over veelvuldige namen.