Niemand kan ooit zeggen: Ik heb de wijsheid in pacht. In Roemi’s werk kom je vaak het beeld tegen van de loslopende kameel. Het is een verwijzing naar het nomadische leven en denken. Wijsheid kan overal opduiken, en is herkenbaar, omdat zij feilloos aansluit op een situatie of een moment. Zij verplaatst zich op het speelveld van het individuele, het sociale en het spirituele. Roemi laat in zijn leerdicht zien dat we het woord en de wereld leren lezen door de context van ons leven en door de mensen om ons heen.
Hoe kan hij wanneer hij er oog in oog mee staat Daglicht M. II, 3591-92 Het kan toch niet anders of je bent er, als je driftig hebt gezocht naar een weggelopen kameel, honderd procent zeker van dat hij van jou is als je hem vindt? Wat is er eigenlijk verdwaald? Een zoekgeraakte vrouwtjeskameel, die uit de kudde naar een verborgen plek is gevlucht. Iedereen is de kamelen aan het opladen, maar jouw kameel is niet meer bij de karavaan. Je loopt met gebarsten lippen rond. De karavaan is op weg gegaan en de nacht valt. Je bagage ligt op de grond, op de weg van angst, en jij rent rond op zoek naar je kameel. ‘Mensen’, roep je, ‘wie heeft vanmorgen een kameel de stal uit zien glippen? Ik geef zoveel dirham voor een aanwijzing.’
de loslopende kameel is van de gelovige,
herkent hij haar feilloos
wanneer iemand het erover heeft.
enige twijfel koesteren?
Hoe kan hij zich vergissen?
‘Hij had gecoupeerde oren’, zegt de een.
‘Hij had een geborduurd zadelkleed´, zegt een ander.
‘Hij had maar een oog, zegt een derde.
‘Hij was zijn haar kwijt door de schurft´, zegt een vierde.
Elke boef geeft voor de vuist weg een honderdtal aanwijzingen vanwege de beloning.
Zo is het ook met de kennis over God, iedereen beschrijft Hem, de grote Ongeziene, weer anders. De filosoof brengt zijn eigen uitleg te berde. De theoloog ontkracht wat hij beweert. Een derde steekt met beiden de draak. Een vierde slooft zich huichelachtig uit om te bewijzen dat hij weet wie God is. Elk van hen geeft aanwijzingen over de Weg waardoor je zou kunnen denken dat zij tot dat Dorp behoren. Ze hebben geen van allen gelijk, maar de kudde is ook niet geheel en al het spoor bijster. Er verschijnt niets vals zonder het ware. Hoe zou er valsheid kunnen zijn tenzij er waarheid is? Valsheid ontleent haar gezag aan waarheid.
Honderd verhalen M. II, 2911 e.v.