Het volgende verhaal van Roemi gaat over het gevaar van blinde navolging (taqlid). Voor Soefi’s als Roemi en Sjams staat bij al hun uitingen het doel voorop om tot zelfverwerkelijking (tahqiq) te komen. Dit betekent dat men zichzelf en God leert kennen zonder tussenkomst. Kennis komt voort uit zelfkennis, wat in het soefisme als iets ongelooflijk kostbaars wordt gezien.
De ezel is weg (char biraft, o char biraft, o char biraft)
Opvattingen zijn soms verkeerd,
maar wat is dat voor een opvatting
die blind is voor de juiste weg?
O oog, je huilt
voor anderen —
ga even zitten
en huil voor jezelf!
De tak wordt
door de huilende wolk
groen en fris gemaakt
om dezelfde reden
waarom de kaars
helderder wordt
door zijn tranen.
[M. II, 478-480]
Een derwisj kwam op zijn zwerftochten bij een soefihuis aan. Hij bracht zijn rijdier naar de stal en gaf het eigenhandig wat water en voer. Hij was een heel ander soort derwisj dan de man die hiervoor ter sprake kwam. Hij nam voorzorgsmaatregelen tegen verwaarlozing en warhoofdigheid. Maar wat baat voorzorg tegen de onstuitbare opmars van het lot?
De soefi’s die daar verbleven waren arm en berooid. Armoede, zo luidt een overlevering betreffende de Profeet, staat vrijwel op één lijn met het ongeloof dat de ziel in het verderf stort. Rijke met je dikke pens, lach niet om de onrechtmatigheid van wie arm is en in nood verkeert.
Omdat ze berooid waren, besloten de soefi’s unaniem de ezel te verkopen.
‘In tijd van nood is aas wettig voedsel’, zeiden ze. ‘Nood breekt wet en het doel heiligt de middelen.’
Ze verkochten de arme ezel, kochten pasteien en staken kaarsen aan. Het soefihuis weergalmde van de vreugdekreten.
‘Vanavond muziek en dans en meer dan genoeg te eten! Hoe lang moeten we nog uit bedelen gaan? Hoe lang moeten we nog ellende verduren, met de bedelnap rondgaan en drie dagen vasten? Wij zijn ook schepselen van God’, riepen ze. ‘Wij hebben ook een ziel. Vanavond is het geluk met ons. Wij hebben een gast.’
Zo zaaiden ze het zaad van de leugen, want ze stelden de zaak heel anders voor dan ze in werkelijkheid was. De reiziger, die uitgeput was van de lange reis, doorzag de zaak ook niet en was blij dat men hem zo vorstelijk ontving en zo hartelijk welkom heette, want hij werd door de soefi´s op zijn wenken bediend. Zij speelden het spel van de vleiende aandacht heel goed.
Toen hij merkte hoe aardig ze voor hem waren, riep de derwisj: ‘laat ik me vanavond maar eens goed amuseren!’
Ze aten van de pasteien en begonnen de sama, het evenement van muziek en dans. Het soefihuis was vol rook en stof: rook uit de keuken stof van de stampende voeten. Iedereen werd aangegrepen door hartstocht en extase. Ze zwaaiden met hun handen, ze stampten met hun voeten en bogen zo diep dat ze met hun voorhoofd de vloer raakten.
Toen het spirituele concert voorbij was, sloeg de zanger een diepe, plechtige toon aan.
‘De ezel is weg, de ezel is weg’, zo begon hij en stak iedereen met zijn enthousiasme aan. Ze gingen door met stampen tot de dag aanbrak. Ze klapten in hun handen en schreeuwden: ‘De ezel is weg, de ezel is weg.’ De derwisj zong gevoelvol en hartstochtelijk mee: ‘De ezel is weg!’ Ten slotte bedaarde de opwinding. De muziek stopte. Het was ochtend. Iedereen riep: ‘Vaarwel!’ Het soefihuis lag er verlaten bij. De derwisj was alleen.
De stalknecht kwam eraan en de derwisj vroeg waar zijn ezel was.
‘Laat naar je kijken, ouwe gek!’
Er ontstond een laaiende ruzie.
‘Ik heb jou mijn ezel toevertrouwd. Jij zou voor hem zorgen. Draai er niet om heen’, riep de derwisj. ‘Geef me terug wat ik je heb toevertrouwd. Ik vraag gewoon terug wat ik je gegeven heb. Overhandig me onmiddellijk wat ik je heb gestuurd. De Profeet heeft gezegd: “Wat je neemt, moet je uiteindelijk teruggeven.” Als je dat in je onbeschaamdheid niet doet, sleur ik je voor de rechter, de kadi!’
‘Ik werd overweldigd’, zei de stalknecht. ‘De soefi’s bestormden me met z’n allen en ik vreesde voor mijn leven. Als je lever en longen naar een stel katten smijt, verwacht je toch zeker niet er ook maar iets van terug te vinden? Wat is één brood voor honderd hongerige monden? Wat is één schurftige kat voor honderd honden?’
‘Ik meen te begrijpen dat ze je de ezel met geweld hebben afgenomen door net te doen of ze mij, arme ziel, wilden vermoorden’, zei de derwisj. ‘Jij durfde niet naar me toe te komen of me te vertellen wat ze met mijn ezel van plan waren. Had je dat wel gedaan, dan had ik hem kunnen terugkopen van degene die hem op dat moment in zijn bezit had of hadden we het misschien op een akkoordje kunnen gooien. Ik had hun op allerlei manieren de schade kunnen vergoeden toen ze hier nog waren. Nu zijn ze allemaal een andere kant op gegaan. Wie kan ik nu voor de kadi slepen? Dit is jouw schuld, jij hebt dit over mij gebracht. Waarom ben je niet naar me toegekomen om te zeggen: “Vreemdeling, er is een verschrikkelijk onrecht begaan!”?’
‘Bij Allah, ik heb u herhaaldelijk verteld wat er gaande was’, zei de stalknecht. ‘Maar u bleef maar zeggen: “De ezel is weg” met de meeste ferve van allemaal. Dus dacht ik: Hij weet er alles van en heeft er vrede mee. Hij is een man die God kent.’
‘Ze zongen het allemaal zo vrolijk dat ik er ook lol aan kreeg’, zei de soefi. ‘Ik heb hen blindelings gevolgd en nu zit ik met de brokken. Tweehonderd maal vervloekt, die blinde navolging!’
Wie zuiverheid van visie, geest en gehoor wil, moet het gordijn van afgunst stuk rijten, want die derwisj werd er door hebzucht toe verleid de anderen na te volgen. Hierdoor was hij blind voor het licht van het inzicht. Honger naar pasteien en zin om te delen in de algemene opwinding en de sama maakten dat hij niet doorzag wat er aan de hand was.
Het valt wel mee zhikr (Wim de Bie)