De plaats Konya in het huidige Turkije — in de tijd van Roemi de hoofdstad van het rijk der Seltjoeken — staat op het programma van vele georganiseerde rondreizen. Het is de stad waar de familie van Roemi zich vestigde nadat ze uit Chorasan gevlucht waren voor oorlogsgeweld. Na vele omzwervingen kwamen ze in Konya terecht, waar Roemi’s vader op uitnodiging van de sultan de taak van religieus leraar op zich nam. Op de plek waar een deel van de familie begraven ligt, werd een mausoleum opgetrokken dat uitgroeide tot het dergah-complex zoals we dat nu kennen. De beschrijving (met een licht kritische ondertoon) van Abdulbâki Golpinarli (1900-1982) hieronder, kan helpen als je je wilt verdiepen in het dagelijks leven van de dansende derwisjen na de dood van Roemi.
Ieder z’n eigen deur
Het dergah-complex bestrijkt een groot gebied en wordt aan alle kanten omsloten door muren. Hierin bevinden zich 4 deuren die naar de dergah leiden. De deur links van de weg die van de Sultan Selim Moskee komt en die ligt tegenover de Türbe, het Mausoleum, wordt de deur voor de derwisjen genoemd. Boven deze hoofdingang staat de inscriptie die al ter sprake is gekomen in het hoofdstuk Celebis’ hal tercemeleri. De deur aan de rechterkant van de dergah wordt de chamoesjan-deur, de deur van de zwijgers, genoemd en komt uit op op de begraafplaats, hadikat al Arvah, de tuin der zielen. De deur aan de achterkant, vlakbij het mausoleum, wordt de deur van de Pir genoemd en de deur tegenover de deur van de chamoesjan, vlak naast de kamer van de tjelebi’s wordt de deur van de tjelebi’s genoemd.
De cellen van de derwisjen
Als je door de deur van de derwisjen binnenkomt, vind je rechts 4 en links 8 cellen. Aan de rechterkant in het gedeelte waar de cellen liggen, bevindt zich de meydan-e sjarif (5.6 x 9.5.m) en naast dit vertrek ligt een grote matbah, een keuken. Aan weerskanten van de keuken ligt een cel waarvan er één grenst aan de meydan. Achter de keuken ligt een mausoleum dat tijdens het bewind van Kanuni (1527–1528) voor Hurrum Pasha werd gebouwd. Tegenover de twee cellen aan weerskanten van de keuken en de drie cellen rechts van de hoofdingang staat een waterbekken dat het Sjab-e `Oers, het Huwelijksnacht-waterbekken wordt genoemd. Aan weerszijden van de hoofdingang liggen twee rechthoekige tuinen. Langs de cellen loopt een gang en elke cel komt hierop uit. Het raam achter in de cel kijkt uit de weg en het raam naast de deur kijkt uit op de tuin.
In het linkergedeelte, waar zich de acht cellen bevinden, vinden we een was – en toiletgelegenheid. Dit gedeelte is van het cellenblok gescheiden. Tegenover de keuken, links voor wie met zijn gezicht naar het mausoleum staat, liggen vijf cellen die precies evenwijdig lopen aan de andere acht cellen die aan de gang liggen. De ramen aan de achterkant kijken uit op de achtertuin en het raam aan de voorkant kijkt uit op de binnenplaats van het mausoleum. Voor die cellen ligt een grote tuin met een waterbekken en een fontein uit Kutahya, een geschenk aan Ulu Arif Celebi.
Sloop en verval
In de tijd van Yusuf Akyurt, de eerste directeur van het museum, werden de scheidsmuren van de cellen links en rechts van de hoofdingang gesloopt — slechts een paar van de vijf cellen recht tegenover de cellen aan de linkerkant werden ongemoeid gelaten. De prachtige fontein van het waterbekken, gebouwd door Yavuz en later gerenoveerd (gerestaureerd) door Abdulaziz, werd ook weggehaald. Het enige wat er nu nog staat is een waterbekken vol viezigheid en duivenpoep!
Alle deuren zijn gesloten behalve jouw deur.
Alleen een vreemdeling vindt de weg naar jouw deur.
O jij, vrijgevige, die luister en licht verspreidt,
Zon, maan en sterren zijn jouw dienaren.
Roemi, D, Kwatrijn F. 1069
Vroeger was dit was de kamer waar de tjelebi’s hun gasten ontvingen en tegenwoordig kun je daar een kantoor vinden van de directie. Tegenover de deur van de derwisjen ligt een portaal met een marmeren vloer dat leidt naar het mausoleum. In dit gedeelte, dat wordt omgeven door een muurtje, bevindt zich een deur, versierd met Arabische ornamenten. Aan beide kanten van de deur staat een reliëfversiering met het volgende couplet van Sultan Weled:
O, zoeker, volg mijn raad met hart en ziel,
leg je hart op de drempel van de waarheid.
Door deze deur kom je in een vertrek. Toen het museum nog in gebruik was als dergah, waren hier de dédé’s te vinden die verantwoordelijk waren voor het lezen van de Koran. Vandaar dat deze ruimte Hoedjra-e Tilavet, het leesvertrek, genoemd werd. Tegenwoordig wordt het gebruikt als expositieruimte, waar boeken, zilver-, goud- en houtsnijwerk tentoon worden gesteld.
Vanuit het leesvertrek leiden drie treden omlaag naar de hoofdzaal en daar bevindt zich ook een deur naar het mausoleum. Deze is gemaakt van zilver en wordt dan ook de zilverdeur genoemd. Op de beide vleugels van de deur staat een couplet waaruit blijkt dat die deur in 1599 door Hasan Pasha, de zoon van Mehmed Pasha, is geschonken.
De bron voor de minnaars
De hoofdtombe is een grote, ronde, schemerige ruimte die wordt overdekt door drie koepels. De Mevlevi’s noemen dit gedeelte Dahil-e Oshaq, de bron voor de minnaars, de plek waar de minnaar zich laaft, en Kademat-e Pir, de plaats, het niveau waarop de Pir zich bevindt. De andere graven, die worden overdekt door vijf koepels, bevinden zich in een drie treden hoger gelegen gedeelte aan de rechterkant van het mausoleum. Het gedeelte dat door de koepels wordt overdekt wordt Kibab-e Aktab, de koepels van de heiligen, genoemd.
Uit: Mevlânâ’dan Sonra Mevlevilik (De Mevlevi’s na Mevlana)
Abdulbâki Golpinarli
Inkilap ve Aka, Istanbul, 1983