Hafez is zo verschillend van Roemi — Hij brengt de hypocrisie van valse vroomheid razendsnel en vlijmscherp naar voren. Hij is bijzonder geestig, oneerbiedig zelfs, en brengt ons begrip wat echte transformatie is in evenwicht… Deze bloemlezing van Sipko den Boer is een metgezel voor alle minnaars van de waarheid. Hieronder volgen enkele recensies van andere lezers. Geniet er maar van.
– Saki Lee Ph.D.
Mijn oog staat open voor de schoonheid van jouw gelaat
‘Vorst der vorsten, schenker van innerlijke kracht, was ik maar een ster die in het wentelend hemelgewelf het stof van jouw voorportaal kust’. Een fragment van Ghazal 12 van Hafez van Sjirãz (1320-1390) van wie onlangs in vertaling van Sipko A. den Boer een beknopte bloemlezing is uitgekomen onder de titel ‘De Kroeg van Hafez’ (Synthese, 2012).
Dood maar toch springlevend
Hafez is een dode dichter die in Iran bij velen in de harten leeft. Een groot aantal Iraniërs heeft een exemplaar van zijn ‘Diwãn’ thuis, vanwege de schoonheid en voor waarzeggerij; zijn werk is doordrenkt van Koranteksten.
Hij wordt de Shakespeare van de Perzische literatuur genoemd. Er is echter een belangrijk verschil. Shakespeare kun je vrij goed lezen zonder kennis van alle verwijzingen naar bestaande personen en hun verhalen, bij Hafez is het ontbreken van een passend referentiekader van veel grotere invloed.
Trouw aan het origineel
Een rondgang op internet leert dat het vertalen van Hafez vaak is uitgemond in herschrijven; bijna de enige manier om de magie zonder talloze voetnoten over te dragen aan westerse lezers. Dat zorgde geregeld voor de nodige opschudding, met name binnen literaire kringen.
En inderdaad, hoe fraai sommige teksten ook zijn, pas na uitleg van de beeldtaal en de vele (con)tekstuele verwijzingen (meestal naar de Koran, die de dichter uit z’n hoofd kende) komen de meeste van deze bloemen in onze taal tot volle bloei.
Een zoeker naar waarheid
Over de dwarse dichter die ze schreef, is niet veel bekend. Hafez volgde het smalle esoterische pad binnen de islam, waardoor reizigers zoals hij vaak in conflict komen met de culturele conventies; gevuld en bezeten als ze zijn van hun streven naar heilige eenheid.
Hafez was daarin authentiek en consequent, omdat hij zelfs publiekelijk de hypocrisie binnen de toenmalige soefi orthodoxie hekelde. Hierdoor raakte hij overigens bijna aan de bedelstaf. Pas aan het eind van zijn leven vond hij weer een mecenas die hem wilde steunen.
Metaforen voor mystieke eenwording
Hij schrijft vooral over de (problemen rond de) mystieke eenwording met de geliefde, een thema dat we ook tegenkomen bij Roemi. Hafez gebruikt hiervoor alledaagse beelden, bijvoorbeeld van vrouwen, wijn en het wijnhuis.
Islamitische puriteinen zijn ervan overtuigd dat dit altijd zuivere beeldspraak is, maar als nieuwe lezer ben ik niet gelijk overtuigd. Het lijkt me niet uit te sluiten dat Hafez wel degelijk (eens) heeft geproefd van vrouwen en wijn.
Neem dit fragment uit Ghazal 22: ‘Bezweet, beschonken, met verwarde lokken, lachende mond, het hemd gescheurd, oden zingend, een bokaal in de hand, met smachtende ogen, uit op ruzie en met lippen vol verwijt, kwam ze gisteren in het holst van de nacht zitten aan mijn bed.’
Erotiek
Enkele beschrijvingen zijn zelfs licht erotisch. Denk aan het hierboven aangehaalde fragment uit Ghazal 12 over het kussen van het voorportaal. Het woord ‘voorportaal’ doet denken aan de voorhof van de joodse tempel, de entree tot de plaats van heilige vereniging.
Daarentegen toont hij verderop in deze Ghazal dat het in dit liefdesgedicht in wezen gaat om een uitnodiging aan het onuitspreekbare: ‘Kom je bij ons voorbij, til dan je kleed op, waaraan geen stof of bloed kleeft’; de uitgenodigde is op, maar niet van deze aarde.
Boordevol wijn
Hafez’ gedichten, afgaand op de selectie in deze bundel, lopen daarnaast over van de wijn. Ook dat zal vaak symbolisch bedoeld zijn, met het hart als de kelk, maar opnieuw is er twijfel. Zo lijkt de dichter zich soms echt te verdedigen voor zijn ‘dronken’ gedrag. En in Ghazal 41 schrijft hij: ‘De kruiken bruisen en borrelen van dronkenschap, en de wijn erin is echt en niet symbolisch’.
‘De Kroeg van Hafez’ laat ons kennismaken met het bijzondere werk van Hafez, dat, in tegenstelling tot het meer universele van Roemi, vanwege culturele beperkingen niet eenvoudig kan worden ontsloten. De uitleg in de inleiding is daarbij onontbeerlijk.
Gelukkig staan er ook zinnen in die je direct kunnen raken, zoals deze uit, alweer, Ghazal 12: ‘Als een valk ben ik voor alle werelden geblinddoekt – mijn oog staat alleen open voor de schoonheid van jouw gelaat’. Dat je niet weet waar het oog en de valk voor staan, doet er dan even niet toe.
www.johandewal.nl
Mohammed Sjams-od Din, zeg ons waarom heeft jouw verheven volk jou Hāfez genoemd?
Met dit gedicht van Goethe – die zich in zijn werk zo door Hāfez liet inspireren, dat hij hem zijn tweelingbroer noemde – opent Sipko A. den Boer zijn bloemlezing De kroeg van Hafez, een boekje vol spiritueel diepzinnige, lichtvoetige en humoristische gedichten: een ode aan de liefde, volgens de achterflap. Sipko den Boer die dit boekje samenstelde en de ghazals direct uit het Perzisch vertaalde en van commentaar voorzag, met medewerking van Aleid. C. Swierenga en Fraidoon Waraste, met wie hij eerder – vooral aan vertalingen van Roemi – samenwerkte, vult hiermee een leemte in mijn boekenkast.
Inspirerende gedichten
De poëzie van Hāfez inspireert mij al jaren, maar tot nu toe moest ik het voornamelijk doen met het werk van D. Ladinsky dat, hoe lyrisch soms ook, weinig van doen heeft met het originele werk van Hāfez, omdat het een wel erg vrije vertaling betreft. Eigenlijk meer een volkomen eigen interpretatie, wat ook zo zijn charme heeft, maar mij wel deed verlangen naar de bron. Die ik betrouwbaarder vond bij Prof. De Bruijn (emeritus hoogleraar Perzisch) in zijn Een karavaan uit Perzië.
Een brug slaan tussen culturen
Nu ligt hier dan dit prachtige boekje dat eenendertig ghazals bevat. Het rijke werk van Hāfez valt op door de aaneenrijging van metaforen, symbolen, beelden en spreekwoorden die alle typerend zijn voor de Perzische cultuur van waaruit hij schrijft, en zo verschillend van onze cultuur, een kloof niet alleen in cultuur maar ook in tijd. Sipko slaagt er in dit boekje in een brug te slaan en Hāfez vanuit de bron bij ons te brengen. Het goed onderbouwde voorwoord, dat tevens een inleiding is, geeft in slechts vijftien pagina’s een schat van voor het lezen van de ghazals relevante informatie en wetenswaardigheden.
Een spiegel voor de ziel
Zo verraste het mij dat in het Perzische taalgebied de Diwān van Hāfez, zoals de I Ching, als orakel wordt gebruikt: “Door het raadplegen van een tekst met een diepte als die van Hāfez wordt je als lezer uitgenodigd op een andere manier te kijken naar een situatie waar je mee worstelt, waardoor er een verschuiving optreedt in de manier waarop je tegen de dingen en jezelf aankijkt.” En, inderdaad, tijdens het lezen van dit boekje voelde ik hoe Hāfez mij een spiegel voorhield.
Prikkelende vragen
Meer inzicht in de tekst en de betekenis ervan zorgt echter ook voor verwarring doordat de eerder genoemde Prof. de Bruijn deels dezelfde ghazals vertaalde en nu en dan tot andere conclusies komt: als de Bruijn spreekt van “de zuidenwind” en Sipko den Boer in dezelfde ghazal kiest voor “de wind uit het oosten”, vraag ik mij af wat Hāfez eigenlijk bedoeld heeft, wat mijn plezier in het lezen niet wegneemt, integendeel mijn nieuwsgierigheid hooguit een extra prikkel geeft. In een apart hoofdstuk wordt per ghazal uitgebreid de betekenis van de gebruikte metaforen en symbolen uit de doeken gedaan, of misschien is “ontsluierd” hier toepasselijker. Sipko den Boer gaat hierin veel verder dan prof. de Bruijn, waardoor de diepgang en inhoudelijke rijkdom werkelijk doordringt. Kortom, een boek dat ons kan inspireren een Hāfez te worden, namelijk “iemand die ontvankelijk is voor Gods tekenen en daar gevolg aan geeft”. Behalve als een eerder genoemde ode aan de liefde zie ik het ook als een pleidooi voor – schoonheid en onvoorwaardelijke – liefde.
Over de omslag
Tot slot nog iets over de vormgeving. De inhoud verdient naar mijn smaak een veel betere verpakking, bijvoorbeeld een harde kaft en een omslagillustratie die hout snijdt. De omslag toont ons een afbeelding van Shah Abbas de tweede van Perzië, die zelfs niet in de tijd van Hāfez leefde. De logica ontgaat mij, tenzij het om niet meer dan een exotisch plaatje gaat. Wat een beetje jammer zou zijn.
Wakil van der Brink