In het verhaal over de papegaai en de koopman, dat al eerder gebruikt werd door de dichter Attar, benadrukt Roemi het belang van (sociale) acties die een verandering teweeg brengen. Elke vorm die ons kooit leidt uiteindelijk tot apathie en onverschilligheid. Het laat zien dat we leren door vallen en opstaan, hoe we stap voor stap de onderdrukkende aspecten van het zelf te boven komen en onze vrijheid herwinnen.
vertel hun dan hoe ik eraan toe ben.
Zeg: “Ze doet jullie de groeten
en wil van jullie leren
hoe je de juiste leiding ontvangt.”
Ze vraagt: “Is het eerlijk dat ik ellendig
in gevangenschap verkeer,
terwijl jullie van struik naar boom dartelen?
Kan onze vriendschap zo blijven bestaan?
Zeg hen: “Dierbare geliefden drink
als jullie me recht willen doen
één beker ter herinnering
aan de arme sloeber
die ver gezonken is
en drink één beker voor mij.
Wat jullie in je woede en strijd doen
is echter heerlijker dan muziek
en de klank van de luit.”
Er was eens een koopman die een papegaai had, een vrolijke kletsmajoor in een kooi. De koopman stond op het punt naar India te vertrekken en vroeg elk van zijn slaven en slavinnen: “Zeg me wat ik voor je kan meebrengen? “
Ieder van hen vroeg iets waar zijn of haar hart naar uitging en de goede man beloofde hun dat hij het zou meebrengen.
Toen zei hij tegen de papegaai: “En wat kan ik voor jou meebrengen uit India? “
De papegaai zei: “Als u daar papegaaien ziet, vertel hun dan hoe ik eraan toe ben. Zeg: “Papegaai zus en zo verlangt naar jullie, maar de hemel heeft het zo beschikt dat ze mijn gevangene is. Ze laat jullie groeten en wil van jullie leren hoe je de juiste leiding ontvangt.” Ze zegt: “Is het juist dat ik hier omkom van verlangen, de geest geef en in afzondering sterf? Is het eerlijk dat ik ellendig in gevangenschap verkeer, terwijl jullie van struik naar boom dartelen? Houden vrienden contact met elkaar, ik in mijn gevangenis, jullie in je rozentuin? Vrienden, gedenk deze arme vogel. Drink ’s ochtends ter herinnering aan mij de nectar in de velden. Het doet een vriend goed als zijn vrienden zich hem herinneren. Denk maar aan Laila en Madjnoen. Jullie die met je sierlijke geliefde optrekt, de bekers die ik drink zijn vol bloed. Dierbare geliefden pleng als jullie me recht willen doen één beker ter herinnering aan de arme sloeber die ver gezonken is en drink één beker voor mij. Hoe staat het met dat verbond, die eed? Wat is er gebeurd met de beloften die die suikerzoete lippen ontvloden? Jullie zijn meesters. Jullie zijn als je je slaaf de rug toekeert omdat hij je slecht heeft gediend geen haar beter dan hij. Jullie zouden beter moeten weten. Wat jullie in je woede en strijd doen is echter heerlijker dan muziek en de klank van de luit. Jullie wreedheid is beter dan het grootste geluk, jullie wraak is me dierbaarder dan mijn leven. Als dit jullie vuur is, wat is jullie licht dan wel niet? Als dit jullie rouw is, wat is jullie feest dan wel niet? Ook al zien wij de zoetheid van jullie wreedheid en jullie schoonheid, toch kunnen wij deze niet in hun volheid omvademen! Ik klaag en toch ben ik bang dat hij me misschien gelooft en uit zijn overvloed die wreedheid laat afnemen. Ik houd zo veel van zijn geweld en zijn tederheid. Het is niet te geloven hoezeer ik die tegenstelling aanbid. Bij Allah, als ik aan deze doorn ontsnap en de lusthof betreed, klaag ik als de nachtegaal, de heerlijke nachtegaal, die rozen en doornen eet! Een nachtegaal? Zeg liever een vurige draak die door zijn liefde alles wat niet zoet is zoet maakt. Hij aanbidt het al en is zelf het al. Hij heeft zichzelf lief en zoekt zijn eigen liefde.”
De koopman hoorde dit aan en beloofde de vogel zijn groeten aan haar medepapegaaien over te brengen.
Toen hij in de meest afgelegen contreien van India kwam, zag hij op een vlakte een stel papegaaien. Hij hield zijn rijdier in, bracht met luide stem de groeten van zijn papegaai over en hield zich daarmee aan zijn woord. Een van de papegaaien begon vreselijk te beven, de adem stokte hem in de keel, hij viel op de grond en stierf. De koopman had er spijt van dat hij de boodschap had overgebracht en zei: “Ik heb de dood van dat arme beestje op m’n geweten. Dat was vast een familielid van mijn papegaaitje, een geval van twee lichamen, één ziel. Waarom heb ik dit gedaan? Waarom heb ik die boodschap overgebracht? Ik heb het diertje met mijn domme gezwets verzengd.”
De koopman volbracht zijn handelsreis en keerde tevreden naar huis terug. Hij bracht voor elk van zijn slaven een cadeautje mee en gaf elke slavin een souvenir.
Toen verhief de papegaai zijn stem en zei: “Waar is mijn cadeau? Vertel me alles wat u gezegd en gezien hebt.”
“Nee,” zei de koopman. “Ik betreur het bitter. Ik knauw op mijn hand en bijt op mijn vingers. Waarom heb ik in mijn onwetendheid en onnadenkendheid zinloos zo’n botte boodschap overgebracht? “
“Wat zit u dwars, meester? “, vroeg de papegaai. “Vanwaar die woede en die wroeging? “
De koopman zei: “Ik heb al je klachten overgebracht aan een stel papegaaien die er net zo uitzagen als jij. Een ervan voelde je pijn, zijn hart brak, hij begon te beven en stierf. Toen had ik berouw en dacht: Waarom heb ik dat gezegd? Maar dat had weinig zin toen het eenmaal gezegd was.”
Weet dat een woord dat opeens de tong ontschiet
is als een pijl die door een boog wordt afgeschoten.
Zoon, die pijl keert niet op zijn weg terug.
Je moet een stroom indammen aan de bron.
Toen de vogel hoorde wat de andere papegaai was overkomen, begon ze vreselijk te rillen, viel op de bodem van de kooi en verstijfde. Toen de koopman haar daar zo bleek en stijf zag liggen, sprong hij op, smeet zijn hoofddeksel op de grond en scheurde in rouw zijn gewaad stuk.
“Leuk lorre met je zoete stem, wat is er? “ Mijn arme zoetgevooisde vogel, mijn kameraad en vertrouweling! Mijn arme vogel met je mooie liedjes, wijn voor mijn geest, mijn tuin en zoete kruiden! Als koning Salomo zo’n vogel had gehad, had hij zich vast nooit met andere vogels bemoeid. De arme vogel, die ik zo goedkoop heb gekocht en van wie ik mijn gezicht zo snel heb afgewend!
O tong, je bent een eindeloze schat.
O tong, je bent een eindeloze kwaal.
Tong, je bent een bron van ellende! Maar wat moet ik zeggen tegen jou die zelf kan spreken? Tong, je bent zowel vuur als brandstapel. Hoe lang gooi je nog olie op het vuur? Mijn ziel klaagt in het geheim van jou, hoewel ik alleen maar heb gedaan wat je me opdroeg. Tong, je bent tegelijk een onuitputtelijke schat en een ongeneeslijke ziekte. Je bent tegelijk fluit en lokaas voor vogels én troost in de eenzaamheid van de ballingschap. Door jou toedoen is mijn vogel bij me vandaan gevlogen. Graas niet langer in de weide van onrecht.
De koopman deed in het vuur van zijn verdriet en verlangen honderden van dat soort verbijsterde uitspraken. Wie verdrinkt , klampt zich in zijn grote nood aan elke strohalm vast. Toen hij was uitgesproken, gooide hij de vogel uit de kooi. Daarop vloog de papegaai naar een hoge boomtak. Ze wiekte zo snel omhoog als de zon in het oosten het zwerk inklimt. De man stond paf en doorzag opeens haar geheim.
“Zoete zanger”, riep hij terwijl hij zijn gezicht ophief,” vertel me wat dit voorstelt zodat ik daar lering uit kan trekken. Wat heeft die vogel in India je laten weten dat je mij zo slim om de tuin hebt geleid, waardoor ik verga van verdriet? “
“Hij gaf me door wat hij deed goede raad”, antwoordde de papegaai. “Hij vroeg me mijn lieflijke stem en genegenheid voor mijn meester op te geven, want daardoor ben ik in gevangenschap geraakt. Door te “sterven” gaf hij me raad: “Jij die een minstreel bent geworden en hoog en laag vermaakt, doe net als ik net of je dood bent en hervind zo je vrijheid.”
“Ga heen en moge God je beschermen”, riep de koopman uit. “Je hebt me een nieuwe weg getoond.”
M. I, 1547 e.v.
In dit verhaal staat de koopman voor de zoeker die de situatie waarin zijn ziel (nafs al-lawwama) verkeert onder ogen ziet. De papegaai staat voor de gekooide ziel en de papegaaien in India voor de vrije zielen. De kooi staat voor het lichaam, de reputatie of status quo van een persoon.