De wervelende derwisjen zijn inmiddels een bekende verschijning op de Nederlandse podia voor niet-westerse muziek. Het wervelen vindt wellicht zijn oorsprong in de tijdloze schaduwen van de spiritualiteit uit Centraal-Azië, waar sjamanen er gebruik van maakten om staten van verruimd bewustzijn op te wekken. Het is een ceremonie die berust op aanbidding, een meditatie in beweging, waarbij de mens tot een kanaal wordt en alle zijnsniveaus in zich integreert, waaronder fysieke, emotionele, mentale en spirituele niveaus. Het is het leeg raken van alle gedachten die afleidend werken, en gevuld worden met de tegenwoordigheid van God. Het is een reis in een andere richting, tegen de tijd van de wereld in, een reis waarbij men via het diepste innerlijk terugkeert naar de bron, waar we God het meest nabij zijn.
Met mijn handen
reik ik naar de hemel als een boom
en wentel als de maan.
Mijn wervelen geeft aan
dat ik van de aarde ben,
maar ik ben zuiverder dan het hemelwiel.
– Roemi, ode 38:9
Mensen die de sama beoefenen worden semazens of wervelende derwisjen genoemd. Het zijn soefileerlingen die zich wijden aan een serieuze spirituele discipline en die deze vorm van lichamelijk gebed gebruiken als een vorm van individuele aanbidding en persoonlijke transformatie. Eén voet fungeert als spil en de andere beweegt zich daar 360 graden omheen. De armen zijn uitgestrekt, waarbij de rechterhand omhoog gericht is om te ontvangen en de linker naar beneden gekeerd is om te geven. De energie stroomt van de ene hand naar de andere dwars door het menselijk hart. Bij het uitvoeren van die beweging, worden we naar ons innerlijke centrum getrokken, het punt waar we het dichtst bij God zijn. Het lichaam moet in evenwicht zijn. De geest moet leeg, maar bewust zijn. Het hart moet zich overgeven en open zijn. De ziel is in harmonie met haar bron.
In zijn dichtbundels spreekt de mysticus Djelal od-Dīn Roemi tot ons over het belang van stilte, het verbijsterende effect dat openbaring op een mens heeft, het pad van de liefde en ontwaken. Roemi’s poëzie staat qua vorm en betekenis voor het wervelen van de mens rond zichzelf, rond de as waar alles in het universum om draait, rond zijn geliefde, de ene God, een werveldans die in harmonie is met het universum, want, zoals wij nu door toedoen van de wetenschap beter begrijpen, is het universum een en al beweging, iets wat je zou kunnen aanmerken als een dans met God.
Dit geheim dat rondwervelt in ons hart
– het draaien dat de hemelboog doet buigen –
Geen onderscheid tussen hoofd en voet en voet en hoofd
Het draait in zijn hoofd en voeten zonder hoofd en voeten rond.
– Roemi, kwatrijn 567
Hij plet mij als een druif onder Zijn voet.
Ik vlieg daarheen waarheen de liefde mij trekt
Jij zegt: ‘Waarom draai je om me heen?’
‘Ik wentel niet om jou, maar om mezelf.’
– Roemi, kwatrijn 1155
Sulayman Dede, een van de laatste derwisjen die de 1001 dagen van dienstbaarheid in het soefi klooster in Konya heeft volgemaakt, zegt er het volgende over:
Als je vredig en in een toestand van Gebed bent en bij het draaien jezelf aan God overgeeft ontstaat er — terwijl je lichaam ronddraait — in het middelpunt een plaats die volkomen stil is… De hemelen geven hieraan gehoor en alle onzichtbare rijken doen mee in deze dans. Maar de wereld begrijpt het niet. Men denkt dat we wervelen om in een soort trance te geraken. Het klopt dat we af en toe in een toestand terechtkomen die extase genoemd wordt maar dat gebeurt alleen als we op hetzelfde moment weten en ervaren. We draaien niet omwille van onszelf. We draaien op die manier rond opdat het licht van God op aarde moge neerdalen. Bij het draaien fungeer je als kanaal, het licht komt door de rechterhand en de linkerhand brengt het in deze wereld… We draaien omwille van God en voor de wereld. Het mooiste dat je je kunt voorstellen.