De eerste keer dat ik over de lavta (Armeens ջնար; Grieks λαούτο) hoorde spreken was in 2008. Het was een muzikant die wist dat ik vroeger gitaar had gespeeld en de inschatting maakte dat het geluid van deze luit mij wel zou aanspreken. Pas in 2010 sloot ik mijn eerste lavta gebouwd door Dimitris Rapakousios in mijn armen …. en was op slag verliefd. Het is niet alleen het geluid, maar ook het verhaal achter de lavta, dat mij beroert. Deze luit was in het begin van de 20ste eeuw met name onder de Griekse en Armeense, maar ook onder de Turkse bevolking van Istanboel (Constantinople), bijzonder populair. Dit bewijs van transculturele kruisbestuiving in de vorm van een muziekinstrument doet mij niet alleen denken aan het verhaal over Roemi’s begrafenis, waar joden, Griekse en Armeense christenen en Turkse en Arabische moslims de laatste eer brachten, maar ook aan het verhaal dat Roemi zelf op de robab speelde en dat hij dit zag als een gebed.
O plectrum dat de luit van mijn hart bespeelt,
Jij luistert naar het klaaglijk antwoord van mijn hart –
In elke ruïne verborg je een andere schat –
De liefde ligt verborgen in de ruïne van mijn hart.
verloren en verlaten.
Open niet de deur van bezorgdheid, pak de luit.
Er zijn honderden manieren van bidden —
buigen en ter aarde werpen —
voor hem voor wie de schoonheid van de Geliefde
de gebedsnis is.
De lavta behoort tot de grote familie van luiten. De genealogie van dit muziekinstrument is behalve dat ze werd ontwikkeld in de stad Istanboel moeilijk te traceren. Er is helaas maar weinig informatie voor handen. In een aantal opzichten lijkt ze op een Turkse ‘ud: een kleine klankkast gemaakt van kleine ribben en snaren oorspronkelijk van darm maar nu meestal van nylon. Alleen is de lavta 4-korig, met 7 snaren. Er zijn verschillende stemmingen mogelijk in kwarten en kwinten: A-dd-gg-c’c’ (zoals een ‘ud) of D-aa-dd-a’a’. Over de toets zitten nylon (vroeger van darm) fretten gebonden, zodat de intervallen om de microtonen uit het makam systeem te spelen, verstelbaar zijn.