We kunnen onszelf de vraag stellen wat ons leven meer ten goede komt. Wat we uit liefde doen voor God of de dingen die ons door het ego worden ingegeven? Waar hebben we uiteindelijk meer vertrouwen in? Wie de religie van de liefde beoefent is niet gevrijwaard van problemen of moeilijkheden. Ook is een minnaar niet vrijgesteld van spirituele beoefening. Op een bepaalde manier zijn de problemen die zich door de liefde voordoen zelfs heftiger en is de beoefening strikter. De eisen die gesteld worden zijn groter omdat de lat in dit grote ‘spel van de liefde’ zo hoog ligt.
De problemen waarvoor iemand zich in welke vorm van religieuze beoefening dan ook gesteld ziet worden niet veroorzaakt door de voorschriften of geboden en verboden van een geloof. De problemen waar we tegen aanlopen zitten juist in onszelf, in ons ego, want liefde maakt ons ook kwetsbaar. Het is niet nodig om de ene religie door de andere of geen religie door iets anders te vervangen. In onze tomeloze behoefte aan zekerheid en ergens bij te willen horen zijn we geneigd te denken dat onze organisatie, onze religie beter is dan die van anderen. De meesten van ons zien niet de angst, gehechtheid en afhankelijkheid die ons zo doen denken. We raken daardoor niet alleen verdeeld in onzelf maar ook als mensen onderling.
Sjams van Tabrīz heeft het doel en de richting van de religie van liefde heel mooi en bondig onder woorden gebracht in zijn Maqālāt:
‘Verwerf je religieuze kennis
om een mondvol van het wereldse?
Dit touw is om uit de kuil te komen,
niet om van de ene kuil naar de andere te gaan.
Dit is wat je moet weten: ‘Wie ben ik?
Uit welke substantie besta ik?
Waarom ben ik hier gekomen?
Waar ga ik heen? Waar liggen mijn wortels?
Wat doe ik op dit moment?
Waar heb ik mijn gezicht naartoe gekeerd?’
Het gaat erom dat we leren dat we ons in de liefde bevinden en dat we er ons alleen maar voor open hoeven te stellen. Alles wat we nodig hebben bevindt zich in ons en daarom zegt Roemi in zijn Masnawī:
‘De regels van de kibla gelden niet als je in de kaäba bent.
Maakt het wat uit of de duiker geen sneeuwschoenen heeft?’